Het kruis: opgelet!
“Papa, waarom staat er zo’n groot kruis bij de spoorwegovergang?” Via de achteruitkijkspiegel kijkt Guus z’n vader vragend aan. “Om ons te waarschuwen”, legt vader uit. “Als je zo’n kruis ziet, betekent dat: goed opletten! Doe je dat niet, dan kan er een botsing komen. Daar moet je toch niet aan denken?” “Kruis: goed opletten”, noteert Guus in zijn gedachten. Zoiets moet je natuurlijk nooit meer vergeten!
In de Bijbel lezen we ook over iemand die het kruis nooit meer zou vergeten. Zijn naam is Simon en hij is op weg naar Jeruzalem. Het is druk onderweg. Dat is niet zo fijn, vindt Simon. Hij wil graag snel naar zijn vrouw en kinderen toe. Vandaag heeft hij gewerkt op de akker van zijn familie die buiten de stad ligt. Als hij zo meteen thuis is, zal hij zich wassen en daarna zijn vrouw helpen om alles klaar te maken. Vanavond is het eindelijk zover, de paasmaaltijd! Wat hebben ze er samen naar uitgekeken. Ze hebben een lange reis gemaakt, vanuit Cyrene, in Afrika. Samen met hun zonen Alexander en Rufus, die nu op het jonge lam passen dat Simon straks zal slachten.
Wat een drukte opeens op de weg! Er komt een optocht aan. Simon ziet het al: er is weer een kruisiging. Tussen de soldaten door telt hij drie mannen die een kruisbalk dragen. Simon rilt als hij denkt aan de manier waarop de Romeinse soldaten mensen geselen. Als je daarná nog je eigen kruisbalk moet dragen om op een heuvel, voor iedereen zichtbaar, gedood te worden…
De optocht staat nu helemaal stil. Simon probeert zich door de mensenmassa heen te dringen om verder te lopen. Dat valt niet mee. Hij is nu vlakbij de mannen die hun kruisbalk dragen. “Hé, jij daar”, hoort hij opeens een Romeinse soldaat. “Draag die kruisbalk!” Nee toch! Hij? Maar dat kán niet! Een kruis dragen? Dan is hij straks onrein. Daar gáát het mooie paasfeest dat hij in gedachten had! Nee, Simon wil niet. Hij verzet zich. Maar tegen Romeinse soldaten kan hij niet op. Hij draagt de balk tot aan Golgotha.
Het is jaren later. In het gezin van Simon is nog vaak gesproken over dat Paasfeest dat zo heel anders werd dan ze hadden gedacht. En tóch niet slechter! Rufus heeft goed onthouden wat zijn vader over die dag heeft verteld. Hoe hij Jezus heeft zien lijden aan het kruis. Maar ook dat Hij helemaal geen misdadiger bleek te zijn. Vader vertelde welke woorden Jezus aan het kruis had gezegd. Over vergeving van zonden. Over de straf die volbracht was. En over het paradijs. Zo wonderlijk mooi! “Mijn vader heeft het échte Lam gezien”, vertelt Rufus later weer aan zijn kinderen. “Hij werd gestopt om Jezus’ kruis te dragen, om op Hem te letten…. dat was het béste wat ons kon overkomen.”
“Kruis: goed opletten”, herhaalt Guus nog eens voor zichzelf. Terwijl ze staan te wachten op de voorbijrijdende trein, schiet vader nóg iets te binnen. “Wist je, Guus, dat zo’n kruis een Andreaskruis heet? De discipel Andreas is aan zo’n scheef kruis gestorven. Denk bij dit kruis maar aan het rechte kruis van de Heere Jezus. Dat kruis zegt: sta stil, pas op, ga niet door met de zonde, dat kost je je leven. Maar vertel je zonden eerlijk aan de Heere Jezus, want Hij droeg de straf ervoor aan het kruis. Daardoor is er vergeving en eeuwig leven, voor wie in Hem gelooft!”