Meer dan een gevoel
Groep 7 mag deze pauze voetballen. Aan de overkant van de school is een groot grasveld. Roos vindt voetballen leuk, maar het is vervelend dat er soms grote jongens zijn. Zij pakken de bal af of roepen nare dingen. Vandaag gebeurt het weer. “Daar komt de meester”, roept Roos opeens. De jongens wachten hem niet af en rennen weg. Maar één van hen struikelt over een paaltje. Roos ziet dat het veel pijn doet. Eigenlijk vindt ze het net goed dat de jongen valt. Maar als ze naar hem kijkt, voelt ze iets vanbinnen. Alsof er iets beweegt. Voordat ze het weet, steekt ze haar hand uit om hem overeind te helpen.
God wil dat we onze naaste liefhebben. Wie is mijn naaste? Die vraag stelt een geleerde man aan de Heere Jezus. Als antwoord vertelt Jezus een verhaal.
Op de stille, eenzame weg van Jeruzalem naar Jericho hoor je iemand zacht kreunen. Er ligt een man, vol bulten en blauwe plekken. De zon brandt op zijn pijnlijke wonden. Rovers namen al zijn kostbare spullen mee en lieten de man halfdood achter.
Gelukkig komt er een man aan. Het is een priester, een knecht van God die zijn werk gedaan heeft in de tempel in Jeruzalem. Hij leert het volk de wet van Mozes en weet veel van ziekten. Hij zal de gewonde man vast kunnen helpen. De priester ziet de zwaargewonde man liggen, maar loopt met een grote boog om hem heen. Even later komt een leviet langs, ook iemand die in de tempel van God dient. Hij ziet dat de man hulp nodig heeft, maar loopt verder zonder te helpen.
Ten slotte reist een Samaritaan over dezelfde weg. Samaritanen en Joden hebben een verschrikkelijke hekel aan elkaar. Deze man zal zeker voorbijlopen. De Samaritaan ziet het slachtoffer liggen en staat stil. Daar ligt een Jood, een vijand van zijn volk. Maar als hij naar hem kijkt, ziet hij meer. Hij ziet een mens in nood. Van binnen voelt hij diep medelijden. Hij gaat naar hem toe, knielt bij hem neer en verzorgt zijn wonden met wijn en olie. Hij tilt hem voorzichtig op zijn ezel en brengt hem in een herberg. Hij laat zelfs geld achter als hij verder reist, zodat de waard voor de man kan zorgen.
Na het verhaal stelt de Heere Jezus een belangrijke vraag. “Wie was een naaste voor de gewonde man?” Jezus draait de vraag van de wetgeleerde dus om. Het gaat er niet allereerst om wie jouw naaste is, maar voor wie jij een naaste bent!
Roos voelt medelijden als ze ziet hoeveel pijn de jongen heeft. Barmhartigheid is niet alleen een gevoel. Het zorgt er ook voor dat je in beweging komt. Je zorgt voor een ander die pijn heeft, zelfs als het je vriend niet is. Je komt op voor een klasgenootje dat gepest wordt, zelfs als je erom uitgelachen wordt. Je speelt met een leeftijdsgenoot die gevlucht is uit een oorlogsland en nu bij jou in de buurt woont. Is dat makkelijk? Nee! Je denkt veel eerder en gemakkelijker aan jezelf en aan wat jij belangrijk vindt. Je bent uit jezelf niet barmhartig en je kunt het jezelf niet geven. Je hebt de Heere Jezus nodig. Hij is vol van barmhartigheid. Hij heeft vijanden lief en wilde zelfs de straf krijgen die zij verdienden. Hij deelt vergeving uit als je met je zonden bij Hem komt. Als je eerlijk vertelt van al die keren dat je niet barmhartig was. En dan gebeurt er iets moois. Zoals een kind op z’n vader lijkt, gaan kinderen van God op hun hemelse Vader lijken.